De aalscholver (Phalacrocorax carbo) wordt ook wel scholver, scholverd, schollevaar, waterraaf of koolgans genoemd.

Het is een opvallend grote vogel: 80 tot 100 cm lang en met een spanwijdte van 121 tot 149 cm. De vogel is vrijwel geheel zwart, maar met een witte wang en een gele vlek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en heeft een haakvormige punt. In de broedtijd (tussen februari en juni) verschijnt er een witte "dijvlek". De wetenschappelijke naam 'carbo' komt van het Latijns voor 'steenkool'.

Een aalscholver eet dagelijks zeker 500 gram vis zoals voorn, baars, snoekbaars en paling. dat doet hij door te duiken. Je ziet hem dan ook vaak zitten met uitgespreide vleugels op een paaltje bij het water om zijn verenkleed te laten drogen. Vóór het jagen laten walscholvers hun veren immers nat worden om de opwaartse druk tijdens het duiken te verminderen.

In Japan, China en andere landen in Azië worden tamme aalscholvers gebruikt om vis te vangen. Lokale vissers bevestigen een lijntje aan hun lichaam zodat ze niet kunnen ontsnappen. Daarna lokt de visser vis met een zaklamp en laat de aalscholver erop uit. Om de hals van de vogel wordt een kleine ring bevestigd, die ervoor zorgt dat de vogel alleen kleine visjes door kan slikken en de grotere moet bewaren in zijn strot. Als de aalscholver genoeg vis heeft gevangen, haalt de visser de vogel weer aan boord en leegt hij zijn bek in een mand of krat.

Meer informatie: nl.wikipedia.org