De wombat (Vombatus ursinus) is een buideldier dat voor het eerst werd beschreven in 1800. De gewone wombat heeft een kale neus. De dichte, ruige vacht is grijsbruin. De wombat wordt 70 tot 120 cm lang en 25 tot 40 kg zwaar. De staart is twee tot drie centimeter groot.

Zoals veel gravende buideldieren heeft de wombat de opening van de buidel naar achteren, waardoor voorkomen wordt dat het jong bedolven raakt tijdens het graven. Het gangenstelsel van de wombat kan 3 meter diep zijn en een totale lengte van 200 meter hebben.

De wombat leeft in Oost-Australië en Tasmanië in loofverliezende bossen, ook in bergachtige streken. Wombats leggen hun burchten het liefst aan in hellingen langs beekdalen. Hier gaan ze voornamelijk 's nachts op zoek naar hun voedsel: gras, zeggen, wortels en knollen. 's Winters kunnen ze ook overdag aangetroffen worden. Ze zoeken dan naar voedsel of liggen in de zon. Wombats zijn herbivoor en leven over het algemeen solitair.

De wombat is het enige dier dat kubus-achtige uitwerpselen produceert, waarvan men vroeger dacht dat het die stapelt om zijn territorium af te bakenen. Een combinatie van de vorm en elasticiteit van de darm samen met het feit dat de droge omgeving waarin ze leven ze noodzaakt om tot de laatste druppel uit het eten te persen, maakt dat deze vorm ontstaat.

Meer informatie: nl.wikipedia.org