Een fagot is een houten blaasinstrument dat wordt ingedeeld bij de houtblazers. De klank van de fagot is uiterst karakteristiek: in de lage tonen enigszins grof en korrelig, in het middenregister gelijkend op die van de hoorn en in de hoogte nadert de toon die van de cello, altviool of menselijke tenorstem.

Het instrument bestaat uit een lange houten buis die omwille van de bespeelbaarheid is 'dubbelgevouwen': ze loopt eerst naar beneden en dan terug omhoog. Het is aan die bouwwijze dat de fagot zijn naam dankt: het Italiaanse 'fagotto' betekent immers (takken)bundel. De naam fagor is voorbehouden voor de instrumenten in tenor- en basligging. Er bestaat ook een contrafagot waarvan de buis tweemaal zo lang is en die bijgevolg driedubbel is gevouwen.

Het instrument heeft zich ontwikkeld uit de dulciaan van de renaissance- en barokperiode. De dulciaan bestond echter uit één deel terwijl de buis van de fagot eigenlijk bestaat uit vier delen die op elkaar worden aangesloten. Bovendien werden de gaten van de dulciaan afgedekt met de vingers terwijl de fagot kleppen heeft.

Typisch voor de fagot is dat het instrument wordt bespeeld met een losse metalen gebogen buis, de zogenaamde S-bocht of simpelweg S. Aan die S wordt het dubbelriet bevestigd: twee licht gebogen rietbladen die met drie ringen uit ijzerdraad worden bevestigd. Door het aanblazen van het metalen staafje komen beide rietbladen in trilling en ontstaat er een geluidsgolf.

Meer informatie: nl.wikipedia.org