Een trombone is een koperen blaasinstrument dat in de volksmond ook wel eens schuiftrompet wordt genoemd, wat eigenlijk de naam van een ander koperinstrument is. De naam stamt van het Italiaanse tromba met het suffix -one (groot) en betekent dus 'grote trompet'. Het instrument ontstond ergens in de 15de eeuw, in Duitsland, als een manier om volledige octaven te kunnen spelen.

Een trombone bestaat uit drie onderdelen: een ketelvormig of V-vormig mondstuk, de coulisse (een lange, U-vormig gebogen uitschuifbare buis) en de bekersectie die conisch uitloopt. Door het uitschuiven kan de bespeler de effectieve buislengte verkorten of verlengen, waarmee ook de toonhoogte verandert. In de verst uitgeschoven positie is de buislengte bijna anderhalf keer zo lang als in de meest ingeschoven stand.

Trombones bestaan in alle maten en bijgevolg ook in alle toonhoogtes, van de kleine piccolo- oftwel sopranissimotrombone tot de cimbasso oftewel contrabastrombone die op de grond steunt. De meest voorkomende zijn de tenortrombone (die soms ook een kwartventiel heeft) en de bastrombone die 1 of 2 ventielen heeft. Over het algemeen worden ventieltrombones minder gebruikt, voornamelijk door het ontbreken van de mogelijkheid om een glissando te maken. In de jazzmuziek worden ze vaker toegepast.

Meer informatie: nl.wikipedia.org