Angeldragende insecten worden wel aculeaat of angeldragers genoemd.

De angel wordt niet alleen ter verdediging gebruikt maar dient bij veel wespen voornamelijk om prooien te verlammen. Hommels, bijen en mieren vallen honing- of larvenrovende dieren aan. Dieren die al dan niet per ongeluk het nest beschadigen worden aangevallen door een zwerm woedende insecten. Bij een steek wordt het gif uit de gifklier via de angel in de huid gebracht.

Voor mensen geldt dat, indien men niet allergisch is, de steek hooguit zal resulteren in een urenlange pijnlijke plek, maar indien men wel allergisch is kan een anafylactische shock optreden, die levensgevaarlijk kan zijn. Een steek in de tong, mondholte of keel is daarnaast gevaarlijk door het opzwellen van het weefsel waardoor verstikking kan optreden.

De angel is anatomisch gezien ontstaan uit de interne voortplantingsorganen (het inwendige gifzakje) en de eilegbuis (de intrekbare uitwendige angel) van de vrouwelijke sekse van het insect. Mannetjes hebben dus nooit een angel, maar mannetjes leven bij de zo bekende, in kolonies levende vliesvleugeligen slechts zeer korte tijd en worden zelden gezien. De rest van het jaar zijn alleen vrouwelijke exemplaren aanwezig. Dit is de reden dat vrijwel alle bijen, wespen en hommels die men in het dagelijks leven tegenkomt een angel dragen.

Meer informatie: nl.wikipedia.org