ADVERTENTIE
Hoe wordt deze vruchtensoort genoemd?
De mispel, ook wel 'wilde mispel' genoemd, is een heester uit de rozenfamilie en bijgevolg verwant aan peren en appelen. Ook de vrucht van de boom wordt mispel genoemd. De mispel is een archeofyt, een ingeburgerde plant, die omstreeks de zevende eeuw voor Christus in Europa is ingevoerd maar het oorsprongsgebied ligt rond de Zwarte en de Kaspische Zee. Via de Grieken en Romeinen bereikte de vrucht onze contreien, lang voor andere fruitsoorten. In de Middeleeuwen werd hij vooral aangeplant in Frankrijk en Duitsland, en in de Nederlanden in kloostertuinen.
De plant is 1,5 tot 6 meter hoog. De bruine pitvruchten hebben grote kelkslippen, zijn tweezaadlobbig en hebben een diameter van 2 tot 3½ cm. Ze zijn rijp in oktober maar pas na de eerste nachtvorsten worden ze zacht en bruin en kunnen ze worden gegeten. Vaak wordt gewacht tot het vruchtvlees zo zacht is dat het uit de schil kan worden gezogen. Als de mispels zacht zijn kan er gelei en likeur van gemaakt worden. Ook kan men hem poffen in de oven, net als met appels.
In het wild komt de soort vooral voor in het oosten van België en Nederland (Achterhoek, Voerstreek...). Gekweekte mispels hebben over het algemeen grotere bladeren en vruchten en hebben vaak geen doorns. Courante soorten zijn de Macrocarpa, Bredase Reus, Hollandse Mispel, Nottingham en Westerveld.
De loquat is een verwante soort en wordt soms wel eens de Japanse mispel genoemd.
Meer informatie:
nl.wikipedia.org
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE