Oskar Schindler (1908–1974) was een Sudeten-Duitse industrieel die bekend werd door zijn hulp aan Joden tijdens de Holocaust.

Op 3 juni 1942 daagden vele werknemers van zijn emailleerfabriek in Polen niet op. Ze zouden getransporteerd worden naar werkkampen. Dit betekende het begin van de Jodenevacuatie. Meer dan 7000 mensen verlieten aldus het getto onder het bevel van SS-Hauptsturmführer Amon Göth. In overleg met Göth kon Schindler bereiken dat de resterende inwoners van Krakau in zijn bedrijf konden blijven werken.

Op 15 augustus 1944 begon het wraakzuchtige vermoorden in het Plaszow-kamp, nadat het Sovjet-Leger de Poolse stad Lublin had ingenomen en oprukte naar het westen. Schindler zorgde er snel voor dat alles in gereedheid was voor de mensen die hij van het bloedbad wilde redden. Hij liet ze per wagon vervoeren naar zijn munitiefabriek in Moravië (Tsjechië).

De munitiefabriek was een buitenkamp van concentratiekamp Gross-Rosen. De officiële naam was Arbeitslager Brünnlitz. Behalve de ~1.200 Joodse werknemers arriveerden in Arbeitslager Brünnlitz nog eens enkele transporten met in totaal tientallen Joodse gevangenen. Veel van deze gevangenen waren er slecht aan toe en werden opgevangen in de ziekenboeg, die door Emilie Schindler bestierd werd. De fabriek van Schindler zou nauwelijks iets produceren en werd op 9 mei 1945 door het Russische Rode Leger bevrijd. Oskar en Emilie waren eerder die dag verkleed als kampgevangenen gevlucht naar de Amerikaanse bezettingszone.

Meer informatie: nl.m.wikipedia.org