ADVERTENTIE
Hoeveel snaren heeft een cello?
De cello (kort voor violoncello) behoort tot de groep van de strijkinstrumenten. De cello heeft een kenmerkende klank en een bereik van vier, gemiddeld vijf, of soms zelfs zes octaven (ligt aan de grootte van de cello en de lengte van de toets). Kunstschilders hebben de cello vanaf de 17de eeuw regelmatig afgebeeld. Familieportretten met muziekinstrumenten stonden daarbij symbool voor de harmonie die in een familie heerste. De cello is ongeveer 120 cm lang. Kleinere afmetingen van de cello zijn 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 4/4 en 7/8 cello. Het instrument is bespannen met vier snaren en heeft twee f-gaten. De snaren van de cello zijn van laag naar hoog gestemd: C, G, D, A – een octaaf lager dan de altviool. Zij lopen vanaf het staartstuk over de kam naar de stemknoppen aan de bovenzijde van de hals, onder de krul. De kam bevindt zich tussen de klankgaten op het bovenblad. Het stemmen gebeurt met de grote stemknoppen aan de bovenzijde of, indien aanwezig, met de fijnstemknoppen aan de benedenzijde van het staartstuk. Het instrument wordt op de juiste speelhoogte gebracht door het uitschuiven van de metalen (tegenwoordig ook vaak carbon) staartpin aan de onderzijde. Cello's die in de authentieke uitvoeringspraktijk van de Oude Muziek worden gebruikt, hebben deze pin vaak niet. Deze instrumenten (de zogenaamde barokcello's) worden door de musicus op de juiste hoogte gehouden door ze tussen de benen te klemmen.
Meer informatie:
nl.wikipedia.org
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE