De Boerenkrijg was een opstand in 1798 van de landelijke bevolking tegen het door de Fransen in de Zuidelijke Nederlanden gevestigde staatsgezag. De opstand ontstond door onvrede over de aantasting van aloude gewoontes, rechten en voorrechten, in het bijzonder over de antigodsdienstige politiek en de plundering van het land. De wet van 5 september 1798 op de algemene dienstplicht was de druppel die de emmer deed overlopen. De opstandelingen hadden als leuzen Voor Outer en Heerd ("voor altaar en haard", dit betekent: "voor Kerk en gezin") en ook Vivat de Keizer, omdat ze hoopten op een herstel van het Oostenrijks bestuur. Ze werden door de Fransen brigands (struikrovers) genoemd.

De repressie door het Franse regime was bijzonder hard. Vergeleken met de vele honderdduizenden doden bij de opstand in de Vendée enkele jaren voordien was de Boerenkrijg slechts een schermutseling. Eind 1798 was het verzet al over zijn hoogtepunt heen, hoewel het op sommige plaatsen nog tot 1799 werd voortgezet. De opstand was in feite al na twee maanden met geweld de kop ingedrukt.

Meer informatie: historiek.net