De Cubacrisis was een politiek conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in oktober 1962. In Cuba staat het conflict bekend als de Oktobercrisis (Spaans: Crisis de octubre) en in de Sovjet-Unie als de Caribische crisis.

Op 1 januari 1959 werd president Batista verdreven door revolutionairen onder leiding van Fidel Castro en Che Guevara. In april 1961 vond de Invasie in de Varkensbaai plaats, een mislukte poging van Cubaanse ballingen om, met de hulp van de CIA, Cuba binnen te vallen en Castro ten val te brengen. Castro voelde zich bedreigd en zocht hulp bij de Sovjet-Unie.

Sovjet-leider Nikita Chroesjtsjov (1894-1971) maakte van de gelegenheid gebruik om kernraketten in Cuba te plaatsen. Deels was dat een antwoord op de plaatsing van Amerikaanse kruisrakketen in Italië en Turkije maar de nabijheid van de VS maakte Cuba ideaal voor een Russische verrassingsaanval.

De aanwezigheid van kernraketten op Cuba kwam aan het licht door spionageluchtfoto's. Op 22 oktober 1962 maakte president John F. Kennedy (1917-1963) het nieuws bekend aan het Amerikaanse volk en kondigde een complete blokkade af. Initieel schoot de Sovjet-Unie Cuba ter hulp met marieneschepen en op 27 oktober kwam het bijna tot een kernoorlog maar na een intensieve dialoog tussen Kennedy en Chroesjtsjov besloten de twee grootmachten om alle kernwapens terug te trekken uit Italië, Turkije en Cuba.

De twee weken worden nu beschouwd als de gevaarlijkste periode in de Koude Oorlog.

Meer informatie: nl.wikipedia.org