Amen (Hebreeuws: אמן (’Amen); Oudgrieks: Ἀμήν (Amēn); Arabisch: آمين (’Āmīn)) is een woord dat teruggevonden wordt in de Thora, het Nieuwe Testament en de Ahadith en betekent letterlijk "zeker, het is zo" of "het zij zo". Het wordt in het jodendom, het christendom en de islam gebruikt aan het einde van een gebed of zegening, als een soort bekrachtiging of acclamatie. In het Hebreeuws is de uitspraak amen, amein, omein of umain. In het Aramees wordt het uitgesproken als amien. In het Arabisch, het Nieuwgrieks en het Russisch is de uitspraak "amin" (Nieuwgrieks: αμήν, Russisch: аминь). In de Septuagint wordt in plaats van het woord "amen" het Griekse woord genoito (γενοίτο) gebruikt, wat vertaald kan worden als 'het moge gebeuren'.

Het woord komt voor in de Bijbel in 73 verzen, waaronder Deuteronomium 27:15, Psalm 41:14 en Matteüs 6:13. De christenen namen het woord uit het Hebreeuws over.

Meer informatie: nl.wikipedia.org