Bij het weven spant men een aantal draden parallel op het weefgetouw. De opgespannen draden heten schering of ketting. Vervolgens worden haaks hierop een voor een andere draden, de inslag, tussen de schering door gebracht.

Een van de eenvoudigste en vroegst uitgevonden weeftoestellen is het weefraam, een draagbare constructie van stokken en planken waarop de schering wordt opgespannen. De inslag wordt door de wever met de hand ingebracht. Dit weefraam kan vast zijn (beide zijden zijn met elkaar verbonden) of bestaan uit een gedeelte dat aan het lichaam wordt bevestigd en een ander gedeelte dat aan een vast punt (b.v. een boom) vastzit. De wever zelf trekt de draden strak.

Bij een weefgetouw wordt van de schering- of kettingdraden een deel omhoog en een deel omlaag bewogen, om ruimte te maken voor het inleggen van de inslag. De opening, die tussen de beide groepen kettingdraden ontstaat, heet de 'sprong'. Bij de oudere weefgetouwen wordt de inslagdraad met een schietspoel tussen de kettingdraden doorgeschoten.

Meer informatie: nl.wikipedia.org