De lipizzaner is een warmbloedpaardenras dat zijn oorsprong kent in de Habsburgse keizerlijke hofstoeterij Lippiza. Dat is de Italiaanse naam van het plaatsje Lipica, in het huidige Slovenië.

De lipizzaner paarden zijn meestal schimmel: ze worden als veulen donker geboren, maar na verloop van jaren worden ze wit. Daarnaast komen de kleuren bruin, donkerbruin en zwart voor, incidenteel ook vos en valk. Het hoofd is uitdrukkingsvol, met grote sprekende ogen. De benen zijn kort, hard en sterk. De bewegingen zijn trots en verheven waardoor lippizaner paarden vaak voor klassieke dressuur worden ingezet.

In 1580 kocht de Oostenrijkse aartshertog Karel II van Oostenrijk het landgoed Lippiza bij Sežana (in het Italiaans: Sessana) voor de bouw van een hofstoeterij. Geïnspireerd door de statige paarden van zijn neef, de Spaanse koning Filips II, wilde de aartshertog paarden fokken voor transport, parades, oorlog en jacht. Initieel kocht hij daarvoor paarden aan in Spoanje en Italië. Toen Ferdinand II, de zoon van Karel II, in Wenen keizer werd, werd Lippiza de hofleverancier van barokke rij- en koetspaarden voor het keizerlijke hof.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, in 1915, hield de hofstoeterij op te bestaan. Ze werd later wel in ere hersteld en telt nog zo'n 400 paarden. Ook op andere plaatsen worden tegenwoordig lippizaners gefokt. Zo komen de paarden van de Spaanse Hofrijschool in Wenen uit de lipizzanerfokkerij van het Oostenrijkse Radautz.

Meer informatie: nl.wikipedia.org