De Hongerwinter in Nederland was de winter aan het eind van de Tweede Wereldoorlog van novenber 1944 tot april 1945 met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. Hij leidde, met name in de steden van West-Nederland, tot hongersnood. Minstens twintigduizend mensen kwamen om het leven door honger en kou.

De voedselschaarste in het westen van Nederland werd achteraf beschouwd als een gevolg van drie factoren:

- Door de bevrijding van zuidelijk Nederland was er geen aanvoer van steenkool uit de Limburgse mijnen meer mogelijk. Vanuit Duitsland kwam slechts zeer beperkt brandstof. Ook daar was behoefte aan brandstof voor het dagelijks leven en de oorlogsindustrie.

- De regeringsopdracht voor de Algemene Spoorwegstaking in 1944, afgekondigd op 17 september door de Nederlandse regering in Londen, waardoor het transport in Nederland in elk geval voor enkele weken voor een groot deel werd stilgelegd.

- De represailles waarmee de Duitse bezetter reageerde op de staking, tezamen met het algemene Duitse beleid. Voor een periode van zes weken werd het vervoer van voedsel naar het westen geblokkeerd; relatief eenvoudig, door blokkades op te werpen bij de Afsluitdijk, de bruggen over de IJssel en de Friese/Overijsselse IJsselmeerhavens en het niet meer afgeven van transportvergunningen. Dit veroorzaakte in West-Nederland een hongerramp van catastrofale omvang.

Meer informatie: nl.m.wikipedia.org