Op 1 juli 1863 werd de afschaffing geprogrammeerd.Slaafgemaakten in Suriname kregen bij de proclamatie van de ‘afschaffing’ van de slavernij op 1 juli 1863 te horen dat ze nog tien jaar verplicht op de plantages en de werkhuizen moesten blijven werken, tot 1873 dus.Dit is zo goed buiten beeld gebleven, dat zelfs de meeste zwarte nazaten tot voor kort niet wisten dat dit een nieuwe vorm van slavernij en staatsdwang was geweest. De overheid noemde dit stelsel het Staatstoezicht en beargumenteerde dan Idit toezicht nodig was om de vrijgemaakten te leren regelmatig te arbeiden (!) en een zedelijk leven te leiden.

In werkelijkheid wilde de regering nog zo lang mogelijk profiteren van hun arbeid en deze tijd gebruiken om naar vervangende landbouwkrachten te zoeken. Ook schrijnend: de voormalige slaafgemaakten kregen geen schadeloosstelling. Hun voormalige eigenaren wél, middels wisselbrieven die bij dit verhaal afgebeeld staan. In Suriname kregen ze 300 gulden per slaafgemaakte. Op Curaçao, Bonaire, Aruba en St. Eustatius was dit 250 gulden, op Saba 200 gulden en op Sint Maarten 150 gulden.

Meer informatie: decorrespondent.nl