Wat betekent het bargoense "hachelen"?
Hachelen is eten, vreten. In 1870 voor het eerst opgetekend, in het spreekwoordenboek van P.J. Harrebomée, in de zegswijze hij kan voor mijn part den bout hachelen (bout betekent hier ‘stront’ of ‘drol’). In 1886 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, samengesteld door Is. Teirlinck, in de vorm haggelen. Ook aangetroffen als achelen, achielen, aggelen, naggelen, enzovoort. Via het Jiddische achlen ontleend aan het Hebreeuwse achal, beide met als betekenis ‘eten’. In de Duitse dieventaal al aan het begin van de 18de eeuw gesignaleerd. Als samenstelling is in 1916 achelpeter opgetekend, voor ‘iemand die veel eet, een smulpaap’.
Meer informatie:
www.woorden.org
ADVERTENTIE