In de anorganische chemie wijst dit voorvoegsel in de naam van een verbinding op het feit dat er geen kristalwater in de stof aanwezig is. Vooral bij stoffen die hygroscopisch zijn wordt deze aanduiding gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn watervrij koper(II)sulfaat (CuSO4) en watervrij calciumsulfaat (CaSO4).

In de organische chemie om aan te geven dat in een oplosmiddel echt geen water meer aanwezig is. Water is in veel organische oplosmiddelen weliswaar slecht oplosbaar, maar zeker niet onoplosbaar. Bijvoorbeeld hexaan kan, zonder dat er druppels water in te zien zijn, tot 1% water bevatten.

Een ander voorbeeld zijn ethers, zoals THF of di-ethylether, die in bepaalde reactie absoluut watervrij moeten zijn (zoals de Grignard-reactie). Tal van organometaalverbindingen, zoals n-butyllithium en fenylmagnesiumbromide, zijn zeer gevoelig voor hydrolyse.

Meer informatie: nl.wikipedia.org