Wiskundige uitdrukkingen bestaan uit een combinatie van getallen, variabelen (zoals x, y of z) en operatoren (zoals +, −, × en ÷) die een bepaalde waarde of hoeveelheid vertegenwoordigen. Een eenvoudig voorbeeld is 2+3, waarbij de + operator aangeeft dat de twee getallen bij elkaar opgeteld moeten worden.

Stel je voor dat je 10000 appels hebt. Als je deze allemaal op magische wijze verdubbelt, heb je nu twee keer zoveel appels als eerst. Dit betekent dat je nu in totaal 20000 appels hebt. Daarom is 10000 × 2 gelijk aan 20000.

Meer informatie: en.wikipedia.org