Wiskundige uitdrukkingen bestaan uit een combinatie van getallen, variabelen (zoals x, y of z) en operatoren (zoals +, −, × en ÷) die een bepaalde waarde of hoeveelheid vertegenwoordigen. Een eenvoudig voorbeeld is 2+3, waarbij de + operator aangeeft dat de getallen bij elkaar moeten worden opgeteld.

De operator '-' staat bekend als aftrekken. Wanneer we zeggen '15 - 10', vragen we ons af wat er overblijft als we 10 van 15 aftrekken. Dit is een basisvorm van rekenen die vaak wordt gebruikt om verschillen tussen hoeveelheden te bepalen. Het resultaat van deze berekening is 5, wat betekent dat als je 10 van 15 afhaalt, er 5 overblijft.

Subtractie is een van de fundamentele bewerkingen in de wiskunde en wordt veel gebruikt in het dagelijks leven, bijvoorbeeld bij het berekenen van wisselgeld of het bepalen van hoeveelheden. Het begrijpen van deze basisbewerkingen is essentieel voor het oplossen van complexere wiskundige problemen en het ontwikkelen van rekenvaardigheden.

Meer informatie: en.wikipedia.org