Wiskundige uitdrukkingen bestaan uit een combinatie van getallen, variabelen (zoals x, y of z) en operatoren (zoals +, −, × en ÷) die een bepaalde waarde of hoeveelheid vertegenwoordigen. Een eenvoudig voorbeeld is 2+3, waarbij de + operator aangeeft dat we de twee getallen bij elkaar moeten optellen.

Bij het oplossen van wiskundige uitdrukkingen is het belangrijk om de volgorde van bewerkingen te volgen. In het Nederlands gebruiken we vaak het acroniem 'DMVAS' voor de volgorde: Delen, Vermenigvuldigen, Optellen en Aftrekken, van links naar rechts.

In dit geval beginnen we met de vermenigvuldiging: 200 × 3 = 600. Vervolgens voeren we de deling uit: 600 ÷ 2 = 300. Door deze stappen te volgen, komen we tot het juiste antwoord.

Meer informatie: en.wikipedia.org