Wiskundige uitdrukkingen bestaan uit een combinatie van getallen, variabelen (zoals x, y of z) en operatoren (zoals +, −, × en ÷) die een bepaalde waarde of hoeveelheid vertegenwoordigen. Een eenvoudig voorbeeld is 2+3, waarbij de operator + aangeeft dat de twee getallen bij elkaar moeten worden opgeteld.

De bewerkingen '-' en '+' staan respectievelijk voor aftrekken en optellen. Bij de uitdrukking '45 - 5 + 10' voeren we twee bewerkingen uit: eerst trekken we 5 af van 45, en vervolgens tellen we 10 op bij het resultaat. Dit soort berekeningen zijn fundamenteel in de wiskunde en helpen ons om getallen en hoeveelheden te manipuleren en te begrijpen. Het is belangrijk om de volgorde van bewerkingen te volgen om tot het juiste antwoord te komen. In dit geval leidt de berekening tot het resultaat 50, wat het juiste antwoord is.

Meer informatie: en.wikipedia.org