Wiskundige uitdrukkingen bestaan uit een combinatie van getallen, variabelen (zoals x, y of z) en operatoren (zoals +, −, × en ÷) die een bepaalde waarde of hoeveelheid vertegenwoordigen. Bijvoorbeeld, 2+3 is een eenvoudige wiskundige uitdrukking. De + is een operator die aangeeft dat we de twee getallen bij elkaar moeten optellen.

De uitdrukking 90−10+20 combineert aftrekken en optellen.

Begin met het getal 90. Dit is je startwaarde. Trek vervolgens 10 af van 90. Wanneer je 10 van 90 aftrekt, verminder je de startwaarde met 10. Dus, 90−10=80. Voeg tenslotte 20 toe aan het resultaat. Wanneer je 20 bij 80 optelt, verhoog je de hoeveelheid met 20. Dus, 80+20=100.

Meer informatie: en.wikipedia.org