De heimlichmanoeuvre is genoemd naar Henry Heimlich, die de methode als eerste beschreef in 1974.

De hulpverlener laat het slachtoffer staan of op een stoel zitten en gaat achter het slachtoffer staan. De hulpverlener zet zijn knie tegen het slachtoffer of tegen de rugleuning om de kracht optimaal te kunnen richten. De hulpverlener steekt zijn beide handen onder de oksels van het slachtoffer door en omvat het slachtoffer. De dominante hand wordt tot een vuist gebald, waarbij de duim in de vuist terecht dient te komen (omsloten door de andere vingers). Dit voorkomt dat de hulpverlener het slachtoffer beschadigt met zijn duimknokkel. De andere hand wordt om de vuist gevouwen. De handen worden halverwege tussen de navel en het begin van het borstbeen geplaatst en de hulpverlener trekt de vuist in een snelle, krachtige beweging schuin omhoog. Hierbij dient een scheppende beweging te worden gemaakt – als het hanteren van een ijslepel. Dit zorgt ervoor dat de kracht zoveel mogelijk omhoog – de longen uit – gericht is in plaats van naar achter. De plotselinge samendrukking van de buik (middenrif) zal de lucht uit de longen van het slachtoffer drukken en zo de blokkade mogelijk uit de luchtpijp verwijderen.

Meer informatie: nl.wikipedia.org