Bij gewervelde dieren is de luchtpijp de verbinding tussen het strottenhoofd en het bronchiale systeem van de longen. Het maakt deel uit van de luchtwegen en dient om lucht te geleiden.

Evolutionair gezien kwam de luchtpijp voor het eerst voor bij amfibieën. Daarom kan worden aangenomen dat dit orgaan zich ongeveer 350 miljoen jaar geleden heeft ontwikkeld. De langste luchtpijp werd gevonden bij sommige dinosauriërs met een lengte van ongeveer 10 meter.

Net als de hele onderste luchtwegen ontwikkelt de luchtpijp zich in het embryo uit een uitloper van de voordarm.

De luchtpijp is een elastische buis en begint bij het strottenhoofd. Hier ligt hij eerst ventraal van de slokdarm en loopt dan langs de nek rechts daarvan naar de ribbenkast. Binnen de ribbenkast ligt hij weer ventraal van de slokdarm en splitst zich in de twee hoofdbronchiën (bronchi principales) ter hoogte van de 4e tot 5e borstwervel in de tracheale bifurcatie (bifurcatio tracheae).

Bij volwassenen is hij 10-12 cm lang.

Meer informatie: de.wikipedia.org