Er wordt vermoed dat rietsuiker voor het eerst werd gebruikt in Polynesië, van waaruit het verspreid werd naar India. In 510 v. Chr. viel keizer Darius van het toenmalige Perzië India binnen waar hij “het riet dat honing geeft zonder hulp van bijen” vond. Het geheim van rietsuiker, net zoals dat in die tijd ging met meer ontdekkingen, werd goed bewaard zodat het uiteindelijke product geëxporteerd kon worden met een flinke winstmarge.

Door de opkomst van de Arabieren in de 7e eeuw na Christus werd het geheim van de rietsuiker bekend. Toen de Arabieren Perzië binnenvielen in 642 na Chr. vonden ze daar suikerriet en leerden ze hoe suiker werd gemaakt. De macht van de Arabieren nam toe en ze gingen ook suiker produceren.

Suiker werd pas in West-Europa ontdekt tijdens de kruistochten in de 11e eeuw na Christus. Kruisvaarders die terugkeerden hadden het over “een nieuw kruid” en over hoe aangenaam deze stof was. Suiker was in die tijd erg luxueus.

Tijdens een van zijn eerste reizen nam Columbus suikerrietplanten mee om te laten groeien in het Caribische gebied. Het klimaat was zo geschikt voor de groei van suikerriet dat al snel een industrie werd opgezet. Er was zoveel behoefte aan suiker in Europa dat veel Caribische eilanden binnen de kortste keren vrijwel volledig ontbost werden om suikerrietvelden aan te leggen. Miljoenen mensen werden uit Afrika en India gehaald om te werken in de suikerrietvelden. Suikerproductie was daarom direct gerelateerd aan de Westerse slavenhandel.

Meer informatie: www.roerstok.nl