De kokosnoot, ook bekend als 'klapper', wat een vernederlandsing is van het Maleise kelapa, is eigenlijk geen noot maar een steenvrucht, waarvan het mesocarp niet vlezig maar vezelig is. Daarbinnen zit het harde endocarp, dat het zaad omgeeft met drie duidelijk zichtbare kiemopeningen. Bij de kieming komt de kiem door een van deze openingen naar buiten. De drie kiemopeningen zijn de overblijfselen van de in aanleg uit drie vruchtbladen bestaande vrucht. De palm is een eenzaadlobbige en het zaad bestaat uit één kiemlob, dat het transport van het reservevoedsel naar de kiemende plant verzorgt. Het reservevoedsel in het zaad bestaat uit wit, vet, vezelig kiemwit (endosperm), de kokos die onder andere gedroogd als kokosmeel in de handel komt, en een half troebele vloeistof, het klapperwater (het vloeibare kiemwit, vaak ten onrechte klappermelk of kokosmelk genoemd). Bij een volledig rijpe vrucht bestaat al het kiemwit uit het vezelige kiemwit.

Meer informatie: nl.wikipedia.org