IQ-tests zijn ontworpen om de intellectuele capaciteiten en het potentieel van een persoon te meten. Ze evalueren een breed scala aan cognitieve vaardigheden, zoals redeneren, logica en probleemoplossend vermogen.

De term IQ werd in 1912 geïntroduceerd door de psycholoog William Stern, afgeleid van het Duitse woord Intelligenzquotient. Het is een test die intelligentie meet, wat grotendeels aangeboren is, in tegenstelling tot kennis die wordt opgedaan door onderwijs of levenservaring.

Om je IQ te bepalen, moet je een gestandaardiseerde test afleggen die wordt afgenomen door een gekwalificeerde professional. Een score van 116 of hoger wordt als bovengemiddeld beschouwd, terwijl een score van 130 of hoger wijst op een hoge intelligentie. De meeste mensen scoren tussen de 85 en 115. Ongeveer 98% van de mensen scoort onder de 130. Deze scores worden bepaald door de resultaten te vergelijken met die van anderen van dezelfde leeftijd.

Het gebruik van IQ-tests is omstreden, met name vanwege drie vragen: 1) Welke mentale vaardigheden vormen intelligentie? 2) Vertegenwoordigt deze index deze vaardigheden nauwkeurig? en 3) Als we intelligentie niet kunnen definiëren, hoe kunnen we dan iets meten dat we niet eens begrijpen?

Meer informatie: es.wikipedia.org