Schildpadden dragen een schild op hun rug en over hun buik. Bijna het hele lichaam is er in verborgen. Hoe komen schildpadden eigenlijk aan dat schild?

De voorouder van de schildpad was een echte graver. Hij had nog geen schild zoals de schildpadden van nu. Bij het graven is een stevige borst handig. Die weerstaat dan meer kracht en het dier kan beter door harde grond graven. Het hebben van bredere ribben gaf die stevigheid aan de voorouder van de schildpad. Bij de buik groeiden de ribben daarom steeds breder. Dat had ook een nadeel: door het zware, brede lichaam kon het dier zijn poten lastiger bewegen. Zo werd het dier steeds trager. Wegrennen voor roofdieren ging niet meer, dus ze moesten zich op een andere manier beschermen.

De bescherming kwam van diezelfde brede ribben. Eerst konden roofdieren natuurlijk gewoon nog tussen de ribben door bijten, maar hoe breder de ribben groeiden, hoe lastiger dat werd. Dat gold ook voor de rugzijde van de ribben, waar ze daarom ook steeds breder groeiden. Na miljoenen jaren groeiden de ribben zó breed dat ze tegen elkaar aan kwamen te zitten. Ze vergroeiden tot één bot. Er ontstond een buikschild én een rugschild. De rugwervels en het borstbeen werden door de schilden opgenomen in de massieve botten. Uiteindelijk groeiden ook het buikschild en het rugschild aan elkaar vast. Zo ontstond het schildpaddenschild.

Meer informatie: natuurwijzer.naturalis.nl