Kangoeroes (Macropodidae) zijn een familie van buideldieren die voorkomen in Australië en Nieuw-Guinea. Daarnaast zijn ze ingevoerd op Hawaï en in Engeland en Nieuw-Zeeland.

De naam Macropodidae betekent “grootpotigen”, wat verwijst naar hun enorme achterpoten. Deze achterpoten stellen de soorten in staat om grote sprongen te maken. Verder hebben de dieren een lange, gespierde staart. Het vrouwtje heeft een buidel, waarvan de bovenkant open is. Het zijn over het algemeen grazers. De grootste soort is de rode reuzenkangoeroe, waarvan de mannetjes 66 kilogram kunnen wegen. Bij de geboorte zijn kangoeroes doorgaans niet groter dan 2 centimeter in diameter.

In Australië maakten de Aboriginals eeuwenlang jacht op de kangoeroe voor de vacht en vlees. Dit had weinig gevolgen voor de populatie. De komst van Europeanen had echter grote invloed op de kangoeroes. Ze vernietigden grote delen van hun leefgebied om ruimte te maken voor onder meer schapen en akkerbouw en introduceerden uitheemse zoogdieren zoals vos, kat, hond en konijn. Enkele (vooral kleinere) kangoeroesoorten stierven uit, maar het aantal reuzenkangoeroes nam toe. Door het vernietigen van bossen ontstonden grote grazige gebieden die uitermate geschikt waren voor reuzenkangoeroes. Deze worden vaak als een plaagsoort gezien, omdat ze gras eten waarvan ook productiedieren moeten leven. Ze worden daarom door boeren in grote getale afgeschoten. Ook de toename van de vraag naar kangoeroevlees en -leer draagt hieraan bij.

Meer informatie: www.dieren-en-planten.nl