De cello (of violoncello) en de viola da gamba zijn in beide in de 17e eeuw ontstaan.

De viola da gamba (fr. viol) heeft werd in Frankrijk ontwikkeld vanuit de gitaar. Het instrument heeft 5-7 snaren en bunders (frets).

Tegelijkertijd werd in Italië vanuit de viool de cello ontwikkeld. Beroemde vioolbouwers, zoals Antonio Stradivari, Andrea Guarneri en Nicola Amati gingen naast violen ook cello's bouwen.

Toch kwam de cello was pas vanaf het midden van de 17de eeuw in zwang. Vooral vanuit steden als Bologna, Venetië, Rome en Napels verspreidden cellisten zich over Europa. Om te beginnen in Italië verdrong de cello de viola da gamba en rond 1730 speelde er in de orkesten geen viola da gamba meer mee. In Frankrijk begon dit proces later en duurde langer, terwijl Engeland typisch een land van de viol (=viola da gamba) was en de cello een lage status had. Via Oostenrijk vond de cello vooral in Duitsland ingang. Dat een aantal leden van de Oostenrijkse keizerlijke familie cello speelden, droeg daar in ruime mate aan bij.

Uiteindelijk verdween de viola da gamba nagenoeg, en werden zelfs vele viola da gamba's tot cello omgebouwd.

Tegenwoordig is er weer belangstelling voor de viola da gamba en wordt het instrument vaker bespeeld. In 1991 verscheen de film 'Tous les matins du monde' waarin de viola da gamba , de Franse barokcomponisten Marin Marais en Monsieur de Saint Colombe (die de zevende snaar aan de viola da gamba toevoegde) centraal staan.

Meer informatie: nl.wikipedia.org