In het schaakspel zijn er 6 soorten stukken: pion, toren, paard, loper, koningin (dame) en koning. Elk ervan beweegt op zijn eigen manier op het bord. Er zijn ook overeenkomsten. Alle stukken behalve het paard, bewegen in een rechte lijn - horizontaal, verticaal of diagonaal.

Zij kunnen niet voorbij de rand van het bord bewegen, en dan terugkeren aan de andere kant. De rand van het bord is een grens die niet kan worden overschreden. Alle stukken behalve het paard kunnen niet over een ander stuk heen springen - alle velden tussen de begin- en eindpositie van het stuk moeten leeg zijn. De beweging mag niet eindigen op een veld waarop een stuk van de eigen kleur staat.

Meer informatie: docs.kde.org