Het genoom van alle levende wezens bestaat uit DNA, een nucleïnezuur dat een pentosesuiker (deoxyribose), vier stikstofbasen (adenine, thymine, guanine en cytosine) en een fosfaatgroep bevat. DNA, of deoxyribonucleïnezuur, is cruciaal voor de synthese van eiwitten en RNA. Deze moleculen zijn onmisbaar voor het goed functioneren van alle levende organismen.

DNA speelt een centrale rol in de genetische overdracht van informatie van generatie op generatie. Het bevat de instructies die nodig zijn voor de ontwikkeling, groei en voortplanting van organismen. DNA-moleculen zijn georganiseerd in structuren die chromosomen worden genoemd, die zich in de celkern bevinden. Tijdens de celdeling wordt DNA nauwkeurig gekopieerd, zodat elke nieuwe cel een exacte kopie van het genetisch materiaal bevat.

Naast zijn rol in de genetica, is DNA ook betrokken bij de regulatie van genexpressie, waarbij bepaalde genen worden aan- of uitgezet afhankelijk van de behoeften van de cel. Dit complexe systeem zorgt ervoor dat cellen zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden en efficiënt kunnen functioneren.

Meer informatie: it.m.wikipedia.org