ADVERTENTIE
Welke Japanse gevechtsport maakt gebruik van houten zwaarden?
Kendō (letterlijk: de kunst van het zwaard) is een Japanse zwaardvechtkunst die in de 16e eeuw is ontwikkeld om een groot aantal verschillende technieken te verenigen. Kendo komt voort uit kenjutsu, de gevechtstechniek van de samoerais uit het feodale Japan. Uit die gevechtstechniek, (die nog steeds wordt onderwezen en beoefend) zijn verschillende disciplines van de budo (Japanse gevechtskunst) voorgevloeid waaronder kendo en de aanverwante sporten iaido en jodo.
Terwijl kenjutsu een echte gevechtstechtniek is, is kendo een sportvariant waarin controle en zelfbeheersing centraal staan. Het moderne kendo is pas in de tweede helft van de 20e eeuw ontwikkeld.
de sport wordt onderwezen met zogenaamde shinai, zwaarden gemaakt van gespleten bamboe. De beoefenaar draagt een bogu, een uitgebreid beschermend harnas. Bij de sportwedstrijden worden in het algemeen houten zwaarden gebruikt die boken worden genoemd. In het moderne kendo zijn twee soorten aanvallen: slagen en steken. Slagen zijn alleen toegestaan op bepaalde delen van het lichaam, steken zijn gericht op de keel of het bovendeel van het harnas. Bij wedstrijden worden alleen punten toegekend wanneer de aanvallen goed, gecontroleerd en vastberaden worden uitgevoerd. Ook moet de aanvaller met een (Japanse) kreet aangeven welk lichaamsdeel werd aangevallen.
De sport wordt vooral in Japan, de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk beoefend. Een beoefenaar van kendo wordt kendoka genoemd.
Meer informatie:
nl.wikipedia.org
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE