Knaagdieren worden gekenmerkt door hun bijzondere gebit. Zij bezitten vier grote, op beitels gelijkende, snijtanden, twee in de bovenkaak en twee daar tegenover in de onderkaak. Deze tanden hebben aan de voorkant een harde glazuurlaag en groeien levenslang door. Doordat de tanden tijdens het knagen over elkaar heen worden bewogen slijten ze af en blijven ze tegelijkertijd scherp. Over het algemeen zijn knaagdieren vrij klein. Het grootste knaagdier is de capibara uit Zuid-Amerika, die minstens veertig kilogram kan wegen. Fossiele soorten werden nog groter. Castoroides, een uitgestorven bever, woog zo'n 200 kilogram en werd zo groot als een hedendaagse beer. Het kleinste knaagdier in Europa is de dwergmuis.

Meer informatie: nl.wikipedia.org