De oehoe behoort tot de grootste uilen ter wereld en is ongeveer tweemaal zo groot als de ransuil. Mede door zijn opvallende verschijning was de oehoe altijd een makkelijke prooi voor jagers. De oehoe is door de eeuwen heen sterk vervolgd en daardoor op veel plaatsen verdwenen. Dankzij beschermende maatregelen en herintroductie is een kentering ingetreden. Sinds 1997 broedt deze uil zelfs weer in Nederland.

Herkenning: Door het grote formaat niet te verwarren met andere uilensoorten. Massief lichaam, opvallende, 8 cm lange oorpluimen en grote oranje ogen. Vrouwtje is groter (gem. 67 cm) dan mannetje (gem. 61 cm). Verenkleed van boven roestbruin met donkere vlekken en bandering, van onder lichter roestkleurig met donkere lengtestrepen. Lange, brede vleugels en krachtige, bevederde poten.

Geluid: Zware, bassende roep "hoé-oe….". Vrouwtje roept zachter en hoger. Daarnaast onder meer blaffende roep.

Leefgebied: Komt dankzij groot aanpassingsvermogen voor in zeer uiteenlopende leefgebieden zoals boreaal naaldwoud, mediterraan gebied met struikgewas, bos- en grassteppen, heuvelland en middengebergte, bij open meren en zelfs zeekusten. Plaatselijk ook in menselijke (stedelijke) omgeving.

Voedsel: Gevarieerd en ‘opportunistisch’, dat wil zeggen wat plaatselijk in overvloed voorhanden is. Tal van zoogdieren, muizen en ratten veelvuldig, tot zelfs incidenteel een vos. Daarnaast (zee)vogels, zelfs roofvogels en andere uilensoorten, amfibieën, vissen.

Meer informatie: www.vogelbescherming.nl