Romeinse cijfers vormen een talstelsel voor het weergeven van natuurlijke getallen dat afkomstig is uit het oude Rome. Het stelsel is geen positiestelsel, maar een additief stelsel waarin de waarde van het voorgestelde getal bepaald wordt door het totaal van de samenstellende symbolen. De getallen een tot en met tien worden met Romeinse cijfers geschreven als: I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X. De Romeinen maakten geen gebruik van het getal 0 en er is dan ook geen Romeins cijfer voor de nul.

Het systeem is sinds de 14e eeuw grotendeels verdrongen door een positiestelsel met gebruik van Arabische cijfers, maar in sommige toepassingen zijn Romeinse cijfers nog steeds in gebruik, zoals bij de nummering van vorsten met dezelfde naam (bijvoorbeeld Lodewijk XIV)

De waarden van de losse symbolen worden bij elkaar opgeteld, behalve als een symbool met een lagere waarde vóór een symbool met een hogere waarde staat. In dat laatste geval wordt de lagere waarde ervan afgetrokken. Voor de rest is de volgorde van de getallen van hoog naar laag.

I 1

V 5

X 10

L 50

C 100

D 500

M 1000

Meer informatie: nl.wikipedia.org