Het woord barbaar betekent onbeschaafd, onderontwikkeld persoon en komt van het Oudgriekse barbaros (βάρβαρος). Het is een klanknabootsing van de onverstaanbare talen die vreemdelingen spraken in de oren van de oude Grieken; het klonk als gebrabbel.

De Indiërs noemen in de Mahabharata (12, 206) de noordelijke stammen Karatas, Ghandharas, Kamvojas en Barbaras. Zij verbleven buiten de koninkrijken van Aryavarta (het 'land van de Ariërs').

De Grieken, en in navolging van hen de Romeinen met de term barbarus, noemden een volk barbaren als ze hen niet konden verstaan of als hun cultuur op hen vreemd overkwam. Daarmee werd in die tijd niet altijd bedoeld dat die volken onbeschaafd waren. Dat blijkt onder andere uit Handelingen waar de barbaroi van Malta als bijzonder filanthrópian (menslievend) worden beschreven.

De Perzen, die ook voor de Romeinen en Grieken barbaren waren, werden juist beschouwd als 'verwijfd'.

Meer informatie: nl.wikipedia.org