In de middeleeuwen, rond de 13e eeuw, kende het gebied tussen de steden Amsterdam, Haarlem en Leiden ten minste drie veenmeren, te weten: het Spieringmeer in het noorden, het (oude) Haarlemmermeer in het midden en het Leidsemeer in het zuiden. De landlengte tussen het Oude Haarlemmermeer en het Spieringmeer werd steeds verder aangetast. Uiteindelijk door vele overstromingen, stormen en dijkbreuken ontstond het 'Grote Haarlemmermeer'. Niet alleen veel land ging verloren, ook verschillende dorpen

Dit was het grootste meer van Holland, met een oppervlakte van bijna 17 duizend hectare. Vanwege het woeste en landvretende karakter van het meer kreeg het de bijnaam de "Waterwolf". Al in de 17e eeuw werden, onder andere door Jan Adriaenszoon Leeghwater, plannen gemaakt om het Haarlemmermeer droog te malen. Tegen deze plannen bestond echter sterke oppositie. Zo wilde Leiden zijn lucratieve visrechten niet kwijt en lag Haarlem dwars omdat het fors verdiende aan de scheepvaart. Eind 1836 hadden twee stormen het water opgejaagd tot de poorten van Amsterdam (in november) en van Leiden (in december), waarna koning Willem I in 1837 besloot dat het meer moest worden drooggemalen.

In 1845 werd eerst een proefstoomtuig gebouwd, het Gemaal De Leeghwater, dat in 1848 begon met het droogmalen. In 1849 werden de andere twee stoomgemalen in gebruik genomen. Uiteindelijk viel het meer op 1 juli 1852 droog.

Na het droogvallen duurde het tot 1855 voordat Haarlemmermeer een gemeente werd.

Meer informatie: nl.wikipedia.org