De beurskrach (of -crash) van 1929 was de plotselinge ineenstorting van de aandelenkoersen op de beurs van Wall Street (New York) die plaatsvond in oktober 1929. De beurskrach had wereldwijd catastrofale gevolgen en gold als directe oorzaak van de crisis van de jaren 30.

De wereld, en dan voornamelijk de VS, beleefde in de jaren 20 van de 20e eeuw een hoogconjunctuur. Als gevolg hiervan stegen de koersen van aandelen en andere effecten tot enorme hoogten. De onderliggende economie was echter ongemerkt in kracht verminderd zonder dat dit op de beurs tot uiting kwam.

In de zomer van 1929 begon duidelijk te worden dat de economische cyclus op het punt stond in een neerwaartse spiraal te raken. Veel bedrijven merkten dat de markt verzadigd was en lieten hun productie inkrimpen.

Op donderdag 24 oktober 1929 begonnen de aandelenkoersen op de New York Stock Exchange extreem te dalen. In de paniek die hierdoor ontstond, probeerden beleggers hun aandelen te verkopen waardoor de koersen volledig inzakten. Aan het einde van de dag (die de geschiedenis zou ingaan als Zwarte Donderdag) waren de meeste aandelen sterk gedaald. Na een kleine opleving daalden de koersen later nog verder. Het dieptepunt van de markt zou uiteindelijk pas bereikt worden op 8 juli 1932 op een niveau van 41,22. Dat niveau was voor het laatst gezien in de negentiende eeuw. Het zou nog tot 1954 duren vooraleer de koers weer 381,17 bereikte, wat het hoogtepunt in 1929 was.

Meer informatie: nl.wikipedia.org