olwassen mensen bestaan gemiddeld voor ongeveer 60 procent uit water, al is dat water niet gelijkmatig verdeeld over het lichaam: de weefsels van het zenuwstelsel bestaan voor 84 procent uit water, de lever voor 73 procent, spieren voor 77 procent, huid voor 71 procent en vet voor zo’n 30 procent. Vloeistoffen als bloedplasma (het gedeelte dat niet uit bloedcellen bestaat), speeksel en maagsappen bestaan vrijwel geheel uit water. De hoeveelheid water in een mens verandert naar gelang zijn ontwikkelingsfase, vooral in het begin. Een foetus bestaat in zijn eerste maanden voor 95 procent uit water en dat percentage is gedaald naar 77 als hij wordt geboren, terwijl een kind pas de 60 tot 70 procent bereikt wanneer het is ‘opgegroeid’ tot halverwege het eerste decennium van zijn leven en meer spieren en andere mineralen heeft gekregen. Dat percentage blijft ongeveer constant en dan begint bij het ouder worden de waterinhoud af te nemen.

Meer informatie: www.mavenpublishing.nl