De ananasplant (Ananas comosus) bestaat uit een rozet van lange stevige bladeren met een stekelige rand. Zo beschermt de plant zijn kwetsbare eindknop in het centrum van de rozet.

Uit de eindknop groeien steeds nieuwe bladeren en een zeer kort stukje stengel. Op een bepaald ogenblik zal deze eindknop geen nieuwe bladeren vormen maar een bloeiwijze. Uit het centrum van de rozet rijst dan een lange stengel omhoog waarop tientallen kleine bloemetjes ingeplant zijn, elk in de oksel van een schutblaadje. Uit al deze bloemen zal later één samengestelde vrucht ontstaan, de ananas.

De ananas ontstaat dus niet, zoals gewone vruchten, uit één enkele bloem, maar uit verschillende bloemen met hun schutblaadjes. Uit elk bloempje ontstaat één vruchtje. De "schubben" van de ananas zijn allemaal aparte vruchtjes met beschermende stekels. Alle vruchtjes vergroeien samen met de bloeisteel tot een samengestelde vrucht. Wanneer we een ananas opsnijden is dit duidelijk te merken.

De ananasplant is afkomstig uit Zuid-Amerika. Tijdens Colombus' tweede reis naar Zuid-Amerika (1493-1496) beschrijft één van zijn bemanningsleden de ananas als volgt: "..er waren planten die op artisjokken leken, maar dan 4x zo groot en waarop vruchten kwamen, als denappels, maar 2x zo groot. Deze vruchten smaken zeer lekker en laten zich, als een raap, snijden met een mes..." Oorspronkelijk werd de ananas geweekt in speciale verwarmde kassen. Momenteel worden ze overal in de tropen verbouwd op grote plantages.

Meer informatie: www.br.fgov.be