De Holodomor (Oekraïens: Голодомор) was een hongersnood op het grondgebied van de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek in de jaren 1932-1933. Het was een van de grootste nationale rampen in Oekraïne in de moderne geschiedenis; het aantal doden lag tussen de 2,5 en de 7,5 miljoen.

De hongersnood werd voor het merendeel veroorzaakt door het beleid van de regering van de Sovjet-Unie onder Stalin, die met kracht de collectivisatie en "dekoelakisatie" van de landbouw doorvoerde. De boerderijen moesten worden samengevoegd in kolchozen en sovchozen, waardoor arbeidskracht zou vrijkomen voor de industrialisatie. Stalins vijfjarenplan uit 1928 moest worden gefinancierd uit export en het belangrijkste deel van die export bestond uit graan.

Dit stuitte op groot verzet van de boeren, ook en vooral die in Oekraïne met hun traditie van vrijheid. Ze verborgen hun graan en slachtten hun vee liever dan dat ze het leverden aan de staatsboerderijen. De verplichte graanleveranties werden als straf verhoogd, hoewel de oogst in 1932 mislukte. Miljoenen boeren, door de communisten aangeduid als koelakken, werden gedeporteerd naar Siberië.

Hoewel de hongersnood in Oekraïne onderdeel was van een grotere hongersnood die ook in enkele andere delen van de Sovjet-Unie heerste, wordt de term Holodomor specifiek gebruikt voor de gebeurtenissen in gebieden waar etnische Oekraïners woonden. De Holodomor wordt daarom ook weleens de "Oekraïense genocide" of de "Oekraïense holocaust" genoemd.

Meer informatie: nl.wikipedia.org