De druif wordt verbouwd met meerdere doeleinden:

als tafeldruif, fruit voor verse consumptie

als basis voor het maken van wijn, druivensap of sterke drank, zoals pálinka

voor de productie van rozijnen en krenten

voor de productie van druivenpitolie uit de pitten

Om als fruit geteeld te worden, is het noodzakelijk dat de vruchten groot en sappig zijn en vooral een zoete smaak hebben. Er zijn tientallen cultivars, die voor het eten van de vruchten in aanmerking komen. Hiervoor worden zowel witte als blauwe druiven verbouwd. De trossen moeten reeds vroeg in hun ontwikkeling geselecteerd worden op basis van hun standplaats en hun omvang. Een van de belangrijkste bewerkingen om mooie, volle trossen te ontwikkelen, is het "krenten" van de druiven. Deze behandeling bestaat erin alle overtollige druiven uit de tros weg te knippen met een speciaal daarvoor ontwikkeld, scherpgepunt schaartje, waarmee men de niet bevruchte en de slecht geplaatste druifjes elimineert. Doet men dit niet, dan krijgt men enerzijds vruchten die te klein blijven, en die anderzijds zeer onregelmatig kleuren. Dit krenten gebeurt voornamelijk in de maand juli en wordt ook wel de groene oogst genoemd. Het is van het grootste belang dat de druiven gelijkmatig, en gelijktijdig afrijpen, zodat de pluk in één keer kan gebeuren. Alle soorten druiven kunnen gebruikt worden om rozijnen te maken.

Meer informatie: nl.wikipedia.org