De eerste echte alchemist in het middeleeuwse Europa was Roger Bacon. Zijn werk betekende voor de alchemie evenveel als wat Robert Boyle voor de chemie en Galileo Galilei voor astronomie en natuurkunde hadden gedaan. Bacon (1214-1294) was een franciscaner van Oxford die naast alchemie optica en talen bestudeerde. Het franciscaanse ideaal om de wereld te nemen zoals hij was in plaats van hem af te wijzen, leidde tot zijn overtuiging dat experimenten belangrijker waren dan redeneren.

De Fransman Nicolas Flamel was een van de weinige alchemisten die in deze voor alchemisten moeilijke periode schreef. Flamel leefde van 1330 tot 1417 en zou het archetype worden voor de alchemisten na hem. Hij was geen religieuze geleerde zoals veel van zijn voorgangers. Zijn hele interesse in de alchemie draaide rond de zoektocht naar de steen der wijzen, waarvan hij ook beweerde de formule gevonden te hebben. Gedurende de late middeleeuwen (1300-1500) waren alchemisten net als Flamel geconcentreerd op zoek naar de steen der wijzen en het elixer van de jeugd.

De Duitser Heinrich Cornelius Agrippa (1486 - 1535) was een alchemist die van zichzelf geloofde dat hij geesten kon oproepen. Zijn invloed was niet zo groot, maar net als Flamel produceerde hij geschriften waar door latere alchemisten naar verwezen zou worden. Eveneens net als Flamel heeft hij veel gedaan om alchemie van een mystieke filosofie om te vormen tot een occulte magie.

Meer informatie: nl.wikibooks.org