Wat was het heilige dier van het oude Egypte?
In de Predynastische Tijd begonnen de Egyptenaren permanente nederzettingen te stichten met onder andere graansilo’s. Dit vormde een eerste aanzet voor interactie met wilde katten. De Egyptenaren leerden de Afrikaanse wilde kat (Felis Sylvestris Libyca) kennen als een goede jager. Ze zagen dat het muizen en ratten doodde, maar ook op gevaarlijke slangen jaagde. Dit was de reden om katten aan te moedigen zich meer tussen de mensen te begeven. Bij de graansilo’s liepen vele ratten en muizen rond die het graan opaten en gevaarlijke slangen konden zich overal verbergen. Het is niet exact bekend wanneer de eerste Afrikaanse wilde katten zijn gedomesticeerd. Waarschijnlijk gebeurde dit rond 5000 v.Chr, in de Naqada I Periode. De huiskat (Felis Sylvestris Catus) is genetisch sterk verwant aan de Afrikaanse wilde kat.
Vanaf het Middenrijk groeide de huiskat uit tot een volwaardig gezinslid dat zowel een economische status als een status van gezelschapsdier verwierf. In en rondom de huizen kwamen ook veel ratten, muizen en slangen voor, dus de uitbreiding van hun werkterrein van de graansilo’s naar de woonhuizen was een logische stap.
Vanaf de Derde Tussenperiode nam de verering van de kat als goddelijke manifestatie steeds meer toe. Dit blijkt uit de bouw van verscheidene heiligdommen voor de katgodin Bastet. Aan het begin van onze jaartelling (vanaf 30 n.Chr.) verloor het Egyptische geloof echter terrein aan het opkomende Christendom en daarmee nam ook de status van de kat af.
Meer informatie:
www.catmuseumsf.org