Slangen leggen, net als alle andere reptielen, eieren na een inwendige bevruchting. Sommige soorten zijn echter eierlevendbarend: de eieren worden inwendig uitgebroed, waarna de jongen levend ter wereld komen.

De penis van het mannetje is in tweeën gedeeld. Dit wordt ook wel een hemipenis genoemd en komt ook voor bij hagedissen. Ondanks de lange staart kan het mannetje zo – via beide zijdes - toch bij de cloaca van het vrouwtje komen. De penis heeft daarnaast een soort kleine haakjes, waarmee de geslachtsorganen aan elkaar ‘gehecht’ worden. Dit vanwege het feit dat slangen geen ledematen hebben, waarmee ze elkaar tijdens de paring kunnen vasthouden.

De meeste slangen kennen geen broedzorg: na het leggen van de eieren in een warm nest, zit hun taak erop. Een uitzondering vormt de python. Deze wurgslang broedt haar eieren uit en verdedigt ze daarbij fel en agressief. Door met haar lichaam te rillen, stijgt de lichaamstemperatuur van de pythons. Dit is nodig tijdens het broeden, want slangen zijn koudbloedig en normaal gesproken niet warm genoeg om een ei uit te broeden. Slangen leven normaal gesproken alleen en zoeken elkaar alleen in de paringsperiode op.

Meer informatie: dierenwiki.nl