Pinguïns zijn een groep loopvogels uit de familie Spheniscidae van de orde Sphenisciformes. Ze leven bijna uitsluitend op het zuidelijk halfrond: slechts één soort, de Galápagospinguïn, komt voor ten noorden van de evenaar. Pinguïns zijn goed aangepast aan het leven in zee en hebben een donkerwit verenkleed en flippers. De meeste pinguïns voeden zich met krill, vis, inktvis en andere zeedieren die ze met hun snavel vangen en al zwemmend in hun geheel doorslikken. Pinguïns hebben een stekelige tong en sterke kaken waarmee ze gladde prooien kunnen grijpen.

Ze brengen ongeveer de helft van hun leven op het land door en de andere helft in zee. De grootste nog levende soort is de keizerspinguïn (Aptenodytes forsteri): volwassen dieren zijn gemiddeld ongeveer 1,1 meter groot en wegen 35 kg. De kleinste pinguïnsoort is de dwergpinguïn (Eudyptula minor), ook wel dwergpinguïn genoemd, die ongeveer 30-33 cm groot is en 1,2-1,3 kg weegt. Tegenwoordig leven grotere pinguïns over het algemeen in koudere streken, terwijl kleinere pinguïns leven in streken met een gematigd of tropisch klimaat. Sommige prehistorische pinguïnsoorten waren enorm groot: zo groot of zwaar als een volwassen mens. In sub-Antarctische gebieden was er een grote diversiteit aan soorten en minstens één reuzensoort in een gebied ongeveer 2000 kilometer ten zuiden van de evenaar 35 miljoen jaar geleden, tijdens het late Eoceen, een veel warmer klimaat dan vandaag.

Meer informatie: en.wikipedia.org