In de 19de eeuw zag de Notre-Dame van Parijs er niet meer uit zoals in de Middeleeuwen. Tijdens een beeldenstorm waren veel beelden van de façade hun hoofd verloren en er hadden verschillende verboudingen plaatsgevonden.

In 1864 won Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc (samen met Jean Baptiste Antoine Lassus) de opdracht om de kathedraal in zijn oude glorie te herstellen. Viollet-le-Duc was gespecialiseerd in het restaureren van middeleeuwse gebouwen, vooral kerken.

Zo restaureerde hij onder meer de citadel van Carcassonne, de Sainte-Chapelle, de Mont Saint-Michel en het kasteel van Pierrefonds.

Sommige restauratieprojecten die hij uitvoerde waren nogal controversieel, omdat hij niet zozeer gebouwen probeerde te herbouwen zoals ze er historisch uitgezien hadden, maar omdat hij "historisch perfecte" gebouwen creëerde die overeenkwamen met zijn ideeën over een ideale middeleeuwse stijl. Zo voegde hij vaak elementen en details toe waarvan geen historisch bewijs bestond dat deze ooit bestaan hadden.

Voor de Notre-Dame onwtikkelde hij een nieuwe torenspits (de oude was in 1786 verwijderd) boven het transept en hij liet twee traaveeën opnieuw verhogen tot hun oude middeleeuwse hoogte. een nieuwe schatkamer in gotische stijl verving de woning van de aarsbisschop en de vernielde acristie werd herbouwd. Het beeld van de Heilige Thomas, de beschermheilige van de architecten heeft het gezicht van Violet-le-Duc.

Meer informatie: nl.wikipedia.org