De oleander komt voor in het Middellandse Zeegebied, Zuid-Portugal en van Iran tot in Oost-Azië. Hij komt voor op stenige gronden, overstroomde oevers en in periodiek droge beekbeddingen. Er bestaan cultivars met gevulde bloemen.

Volgens Theophrastus werd de oleander op de veldtocht van Alexander de Grote als gifplant gebruikt. Hieronymus Bock en Pietro Andrea Mattioli (Matthiolus) duidden de oleander in hun kruidenboeken (1565 en 1626) aan als demonenkruid dat mens en vee kon doden. Vroeger werden aftreksels of tincturen van de bladeren als menstruatiebevorderend middel en als abortivum ingezet.

De bladeren bevatten flavonoïden en een groot aantal giftige verbindingen, waaronder oleandrine en neroside. Deze glycosiden werken op het hart, maar minder sterk dan de glycosiden uit vingerhoedskruid.

Meer informatie: nl.wikipedia.org