De kop van zeeslangen is goed beschermd door vergrote schubben. De neusgaten zijn klein en hebben een ventielachtig klepje. Deze wordt gesloten bij het duiken zodat de slang geen zeewater binnenkrijgt.

De neusgaten zijn helemaal vooraan en aan de bovenzijde van de snuit gepositioneerd. Net als alle koraalslangachtigen hebben zeeslangen twee vergrote giftanden, deze zijn hol en dienen om een vergif uit de gifklier in de prooi te brengen.

De giftanden zijn niet inklapbaar zoals bij andere giftige slangen soms het geval is, en staan voor in de bek. De gifklieren bevinden zich bij zeeslangen onder de ogen.

Meer informatie: nl.wikipedia.org